Als je in de zomer op de BijenAkker komt, word je overspoeld door een zee van kleuren van de biologisch geteelde bloemen en gonst het er van de insecten. Naast de bloemen zijn er ook vele soorten (vergeten) groenten te vinden. Helemaal achterin groeit hop voor de lokale biologische bierbrouwerij, er lopen nog wat Hagheweider kippen en natuurlijk staan er bijenkasten.
De BijenAkker ligt aan de Kromme Rijn net buiten Odijk. Het is de plek waar Henk van Berkel zich thuis voelt en ‘lekker kan aanmodderen’, maar wel met een doel. Zijn liefde en passie voor het telen van groenten heeft hij van zijn opa, die een tuin had op de zware klei. Als kleine jongen mocht hij helpen bij het rooien van de wortels (uitsteken met een mes, want anders breken ze) en het plukken van de bonen (met twee handen).
Henk komt uit het onderwijs en heeft vaak educatie, aandacht voor kinderen en mensen met een lichte verstandelijke handicap of psychische problemen, en plantenteelt met elkaar weten te combineren als begeleider van schooltuintjes tot en met creatief therapeut ‘tuin’. Dit soort banen werden echter steeds weggesaneerd en hogerop in de organisatie als manager werd Henk niet echt gelukkig. Dus greep hij met beide handen de kans aan toen er in 2005 een oude pruimenboomgaard te koop kwam, om daar iets nieuws te beginnen. Dat werd het begin van de BijenAkker.
Henk is iemand die open staat voor wat ‘toevallig’ langs komt en werkt graag met veel mensen en organisaties samen. Zo is ook het smaakmuseum ontstaan. Hier verzamelt hij oude Utrechtse landrassen waar Utrecht beroemd om was. Er was indertijd een grote diversiteit aan dit soort robuuste rassen, ook al omdat katholieke en protestantse tuinders alleen binnen de eigen kring zaad uitwisselden. Het was normaal dat je als teler je eigen zaad teelde. De landrassen waren zodoende goed aangepast aan de Utrechtse omgeving.
Zijn ideaal is om een historisch broodje Utrechts gezond op de markt te brengen. Dat broodje zou gebakken moeten worden van het speltras Utrechtse Blauwe en het tarweras Gelderse Riesweit. Deze combinatie ziet Henk als grapje omdat in het verleden de bisschop van Utrecht en de hertog van Gelre altijd met elkaar overhoop lagen. Het broodje kan belegd worden met blaadjes sla van de rassen Glorie van Utrecht en Vleutense Vroege. Ook blad van de Utrechtse Zwarte, een rodekool, zou er mooi bij kleuren en smaken, evenals de Utrechtse worteltjes (Utrechts Hoornzaad). Als finishing touch een beetje gesnipperd blad van het Utrechtse Uitje. Veel is daar niet van nodig, want het heeft een zeer krachtige smaak. Het verhaal gaat dat prins Bernhard dit uitje liet meenemen op zijn buitenlandse reizen, om de alcoholkegel van de oude Jenever te verbloemen. Mede hierdoor is het idee ontstaan om blad van het Utrechtse uitje toe te voegen aan een lokaal gestookte likeur wat dan als een echt streekproduct op de markt wordt gebracht.
In een smaakmuseum moet natuurlijk ook wat te proeven zijn. Daar zorgt een kok voor. Hij maakt met de oude Utrechtse landrassen de meest smaakvolle gerechten voor een authentieke smaakbeleving. Al die oude Utrechtse landrassen zijn niet zonder meer direct geschikt voor de teelt en gebruik. Er is vaak nog maar weinig zaad van of het ras voldoet niet meer aan de beschrijving. Door vermeerdering en selectie wil Henk deze rassen weer in roulatie brengen en ze verwerken in streekproducten.
Stichting Zaadgoed ondersteunt Henk, omdat ze het waardevol vindt dat oude streekrassen weer een kans krijgen en dat de verhalen verteld blijven worden. Het zijn over het algemeen robuuste zaadvaste rassen die aan de omgeving zijn aangepast en geschikt zijn om zelf zaad van te telen.
Website: www.hetsmaakmuseum.nl