Op een warme, zonnige dag ben ik, net als zo’n vijftig andere donateurs van Stichting Zaadgoed, afgereisd naar de boerderij van Tineke Alberts in Bant in de Noordoostpolder. Loodrechte wegen, uitgestrekte landerijen, wat een ruimte vergeleken met de Randstad waar ik woon.
We krijgen – in de schaduw van de hoge begroeiing – thee en koffie en ik vertrek met een groepje naar de schuur van Tineke. Hier staan onder meer drogers, zeven en scheiders: onontbeerlijk voor haar werk als zadenteler én veredelaar van haar eigen spinazieras. Na tien jaar is ze bezig dit werk te registreren, vertelt ze. Dat mag niet onder de eerder bedachte naam Tinekes Spinazie, zo blijkt. Die bevat namelijk de rasnaam (spinazie) en dat mag niet. De donateurs mogen meedenken over een andere naam. (Dat is Tinekus geworden, red.)
Even later staat mijn groepje bij het tomatenveld waar Andrew Dawson zijn veredelingswerk verricht. Ik zie vooral een liggend tropisch oerwoud van tomatenlianen. Maar Andrew weet precies waar welke variëteit staat en welke te kruisen. Dat doet hij al zeven jaar, gewoon in zijn vrije tijd, naast zijn baan aan de universiteit in Wageningen. Ook wil hij een zoet, kleurig maisras kweken. Niet makkelijk, omdat die eigenschap vooral gekoppeld is aan gele mais, heeft hij uitgelegd. We mogen de mais tenslotte ook proeven; de paarse is echt zoet.
Aan het eind van de dag moet ik aan de wetten van Mendel denken. Hij was één van de eerste genetici én monnik. Ik besef nu wat een toewijding, geduld en vasthoudendheid nodig is voor biologische zaadverdeling. Dank Tineke en Andrew voor het delen van jullie kennis en ervaring.
Tekst: Edith van Mourik (donateur)